Volgens Mattheüs 15:1-39
Voetnoten
Aantekeningen
wassen hun handen: Dit was eerder een ceremoniële reiniging vanuit de traditie dan vanuit hygiënische overwegingen. Later stelde de Babylonische Talmoed (Sota 4b) eten met ongewassen handen op één lijn met seks met een hoer, en er wordt in gezegd dat personen die handen wassen niet belangrijk vinden ‘uit de wereld weggerukt’ zullen worden.
als gave aan God opgedragen: De schriftgeleerden en farizeeën onderwezen dat geld, bezittingen of iets anders dat iemand als gave aan God opdroeg aan de tempel toekwam. Volgens die traditie mocht een zoon de opgedragen gave houden en voor zijn eigen doelen gebruiken als hij zei dat die gereserveerd was voor de tempel. Kennelijk probeerden sommigen onder de verantwoordelijkheid voor de zorg voor hun ouders uit te komen door hun bezittingen op deze manier op te dragen (Mt 15:6).
Huichelaars!: Zie aantekening bij Mt 6:2.
illustratie: Of ‘gelijkenis’, ‘parabel’. (Zie aantekening bij Mt 13:3.)
overspel: In het Grieks wordt hier een meervoudsvorm van moicheia gebruikt die vertaald kan worden als ‘daden (gevallen) van overspel’. (Zie Woordenlijst.)
seksuele immoraliteit: Hier wordt een meervoudsvorm van het Griekse porneia gebruikt die vertaald kan worden als ‘daden (gevallen) van seksuele immoraliteit’. (Zie aantekening bij Mt 5:32 en Woordenlijst.)
Fenicische: Of ‘Kanaänitische’. Grieks: Chananaia. De vroege inwoners van Fenicië stamden af van Kanaän, de kleinzoon van Noach (Ge 9:18; 10:6), en na verloop van tijd werd Kanaän voornamelijk gebruikt als aanduiding voor Fenicië. (Zie aantekening bij Mr 7:26, waar de vrouw een ‘Syro-Fenicische’ wordt genoemd.)
Zoon van David: Zie aantekeningen bij Mt 1:1 en 15:25.
hem eer bewijzen: Of ‘zich voor hem neerbuigen’, ‘hem hulde brengen’. Door Jezus de ‘Zoon van David’ (Mt 15:22) te noemen, erkent deze niet-Joodse vrouw hem blijkbaar als de beloofde Messias. Ze bewijst hem eer, niet als een god of godheid maar als een vertegenwoordiger van God. (Zie aantekeningen bij Mt 2:2; 8:2; 14:33 en 18:26.)
kinderen (...) hondjes: Honden waren volgens de wet van Mozes onrein, en daarom wordt het woord in de Bijbel vaak op een neerbuigende manier gebruikt (Le 11:27; Mt 7:6; Fil 3:2; Opb 22:15). Maar in Markus’ (7:27) en Mattheüs’ verslag van het gesprek van Jezus wordt de verkleinvorm gebruikt, een aanduiding voor een hondje of een huisdier. Misschien duidt dat erop dat Jezus verwees naar een uitdrukking van genegenheid voor huisdieren in niet-Joodse gezinnen. Door de Israëlieten met ‘kinderen’ te vergelijken en de niet-Joden met ‘hondjes’ wilde Jezus kennelijk een volgorde van prioriteit aangeven. In een huishouden waar zowel kinderen als honden waren, zouden de kinderen het eerst te eten krijgen.
de verminkten gezond werden: Dit wordt in enkele manuscripten weggelaten, maar in de meeste vroege manuscripten en in veel latere manuscripten staat het wel.
medelijden: Of ‘compassie’. (Zie aantekening bij Mt 9:36.)
grote manden: Of ‘proviandmanden’. Het Griekse sfuris dat hier gebruikt wordt, duidt blijkbaar op een soort mand die groter is dan de manden die werden genoemd toen Jezus eerder zo’n 5000 mannen te eten gaf. (Zie aantekening bij Mt 14:20.) Hetzelfde Griekse woord wordt gebruikt voor de ‘mand’ waarin ze Paulus door een opening in de stadsmuur van Damaskus naar beneden lieten zakken. (Zie aantekening bij Han 9:25.)
vrouwen en kinderen niet meegeteld: Alleen Mattheüs vermeldt bij dit wonder de vrouwen en kinderen. Het totale aantal mensen dat door dit wonder gevoed werd, kan boven de 12.000 liggen.
Magadan: Tegenwoordig is er in de omgeving van het Meer van Galilea geen plaats die Magadan heet, maar sommige geleerden denken dat het Magdala is, dat gelijk wordt gesteld met Khirbet Majdal (Migdal), zo’n 6 km ten NNW van Tiberias. In het parallelverslag (Mr 8:10) wordt het gebied Dalmanoetha genoemd. (Zie App. B10.)
Media
In de Bijbel worden verschillende woorden gebruikt om diverse soorten manden te beschrijven. Het Griekse woord dat wordt gebruikt voor de 12 manden waarin het overgebleven eten werd verzameld nadat Jezus door een wonder zo’n 5000 mannen gevoed had, geeft aan dat het misschien om een relatief kleine tenen mand ging. Maar er wordt een ander Grieks woord gebruikt voor de zeven manden waarin het overgebleven eten werd verzameld nadat Jezus zo’n 4000 mannen had gevoed (Mr 8:8, 9). Dit woord duidt op een grote mand, en hetzelfde Griekse woord wordt gebruikt voor de mand waarin ze Paulus door een opening in de stadsmuur van Damaskus naar beneden lieten zakken (Han 9:25).
Nadat Jezus 4000 mannen en ook vrouwen en kinderen had gevoed, maakten hij en zijn discipelen per boot de oversteek naar het gebied van Magadan, aan de westelijke oever van het Meer van Galilea. In het parallelverslag van Markus wordt het gebied Dalmanoetha genoemd (Mr 8:10; zie Appendix A7-D voor gedetailleerdere kaarten van Jezus’ bediening).