Geeft God om dieren?
De zienswijze van de Bijbel
Geeft God om dieren?
DE dierenwereld wordt bedreigd. Veel wetenschappers zeggen dat diersoorten in versneld tempo uitsterven. Mensen hebben leefgebieden van dieren verwoest, met rampzalige gevolgen. De industriële voedselproductie, wrede dierengevechten en huisdieren die aan hun lot overgelaten worden, maken het trieste beeld compleet.
Sommigen vinden dat dat de prijs is die nu eenmaal betaald moet worden voor de vooruitgang. Maar had God het zo bedoeld? Maakt het hem niets uit dat de dieren, die hij zelf geschapen heeft, door de mens worden gekweld? Hoe weten we dat God om dieren geeft?
In het begin
De Bijbel zegt dat God de vissen, vogels en andere dieren schiep en toen ’zag dat het goed was’ (Genesis 1:21, 25). De Schepper had liefdevolle zorg voor al die dieren, van groot tot klein. Hij maakte ze niet alleen „instinctief wijs”, maar trof ook voorzieningen voor hun welzijn. Een Bijbelschrijver verwoordde het zo: „Zij allen — op u blijven zij wachten, opdat gij hun hun voedsel geeft te rechter tijd. Wat gij hun geeft, rapen zij bijeen. Gij opent uw hand — zij worden verzadigd met goede dingen” (Spreuken 30:24; Psalm 104:24, 25, 27, 28).
Het is waar dat God de eerste mens, Adam, het gezag gaf over de dieren. Die waren niet geschapen met het vermogen om te redeneren of spirituele dingen te bevatten (2 Petrus 2:12; Judas 19). Adam was in tegenstelling daarmee een hogere levensvorm, die „naar Gods beeld” gemaakt was. Hij was in staat de persoonlijkheid van zijn Schepper, Jehovah, na te bootsen (Genesis 1:27; Psalm 83:18). Maar dat gaf mensen nog niet het recht om onafhankelijk van hun Schepper over de dieren te heersen.
Adam gaf de dieren bijvoorbeeld een naam omdat Jehovah hem die taak had gegeven. En Jehovah hielp Adam daarbij door de dieren ’tot de mens te brengen om te zien hoe hij elk daarvan zou noemen’ (Genesis 2:19). Alleen onder leiding van de Schepper kon de mens op een goede manier voor de dieren zorgen.
God geeft echt om dieren!
Jammer genoeg kwam Adam in opstand tegen zijn Schepper. Dat had rampzalige gevolgen voor de mensheid en al het andere leven op aarde. Toch maakte de Schepper duidelijk hoe dieren behandeld moesten worden. Hoewel de mens na verloop van tijd toestemming kreeg om dieren te gebruiken voor voedsel en andere praktische doeleinden, heeft God het nooit goedgevonden dat dieren wreed behandeld werden. In de Bijbel staat: „Een rechtvaardige zorgt goed voor zijn vee, een goddeloze is alleen maar wreed” (Spreuken 12:10, De Nieuwe Bijbelvertaling).
God gaf het oude Israël zelfs wetten voor het welzijn van dieren. De regeling van de wekelijkse sabbat was ook voor de dieren van de Israëlieten gunstig omdat ze op de sabbat konden uitrusten (Exodus 23:12). Het is veelzeggend dat hoewel de Israëlieten op deze heilige dag niet mochten werken, ze wel verplicht waren een dier in nood te helpen (Lukas 14:5). Ze mochten vee dat aan het werk was geen voedsel onthouden en dieren niet extreem zwaar beladen (Exodus 23:5; Deuteronomium 25:4). Het was verboden een stier en een ezel samen voor een ploeg te spannen, wat tot verwondingen bij beide dieren kon leiden (Deuteronomium 22:10). Het is duidelijk dat de Bijbel leert dat dieren met fatsoen, respect en medegevoel behandeld moeten worden.
Hoewel veel mensen vooral gericht zijn op hun eigen belangen en niet nadenken over de gevolgen voor dieren, houdt God wel rekening met ze. De profeet Jona had weinig medegevoel met de inwoners van Ninevé toen die berouw hadden en God hen spaarde. God zei toen: „Zou ik dan geen verdriet hebben om Nineve, die grote stad, waar meer dan honderdtwintigduizend mensen wonen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen, en dan nog al die dieren?” (Jona 4:11, NBV) De Schepper had dus zelfs medelijden met de dieren!
Hoe de toekomst eruitziet
Het is duidelijk dat het God echt iets uitmaakt hoe dieren behandeld worden. Zijn geliefde Zoon, Jezus, zei zelfs dat een musje niet op de grond valt zonder dat zijn Vader ervan weet (Mattheüs 10:29). Maar mensen weten niet altijd hoe hun daden het milieu beïnvloeden, ook al hebben ze de beste bedoelingen. Willen mensen bij hun maatschappelijke keuzes rekening gaan houden met dieren, dan is er een verandering van denkwijze nodig.
Gelukkig belooft de Bijbel dat er met het bestuur van Gods koninkrijk een tijd zal komen waarin ’de aarde stellig vervuld zal zijn van de kennis van Jehovah’ (Jesaja 11:9). Met die kennis zullen gehoorzame mensen in staat zijn om de aarde goed te beheren. De invloed van de Schepper zal zorgen voor harmonie tussen mens en dier. Dan zal de toestand op aarde weer zijn zoals God die oorspronkelijk bedoeld had.
Jesaja 11:6-8 beschrijft de grote verandering die dan zal plaatsvinden: „De wolf zal werkelijk een poosje bij het mannetjeslam vertoeven, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. Ja, de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen.” Wat een geweldig vooruitzicht!
WAT DENKT U?
● Maakt het God iets uit hoe dieren behandeld worden? — Spreuken 12:10; Mattheüs 10:29.
● Is volledige harmonie tussen mens en dier mogelijk? — Jesaja 11:6-9.
[Inzet op blz. 11]
Er is een verandering van denkwijze nodig
[Illustratieverantwoording op blz. 11]
La Voz de Galicia/Fotógrafo: Víctor Mejuto